Vrouwen van Nu, augustus 2014, Brigitte Leferink

_____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Vrouwensynode, Nieuwsbrief nr 99, september 2014.  Freda Droes

____________________________________________________________________________________________________________________________________________

Boedhistisch Dagblad, 4 september, 2014. De vergankelijkheid van de theemuts

door de redactie op 4 SEPTEMBER 2014 · onder Beeldende kunst, Nieuws, Zen

Vierenzestig theemutsen laten zichzelf van een andere kant zien. De ouderwetse theebeurs, symbool van het toppunt van moederlijke koestering en geborgenheid, is door kunstenaar Marlieke Overmeer in een kunstproject letterlijk ontmanteld. De afgelopen twee jaar heeft Overmeer haar geliefde theemutsen met mes en schaar voor de helft leeggehaald. Het resultaat van deze ontmanteling is te zien in het beeldboek, In tegen deel.

Dit boek wordt feestelijk gepresenteerd tijdens de gelijknamige expositie op 27 en 28 september in MAAS, Graafseweg 183, Nijmegen. De theologe Freda Dröes schrijft in het voorwoord van het boek: ’ Is er een beter beeld voor vol-ledigheid dan een theemuts, met haar bolte en holte en nog een keer met wat zij in goede tijden omvat: de theepot vol, half vol?’

Marlieke: ‘Tijdens zazen heb ik sterk ervaren dat ieder van ons alleen zit, voor het eerst weer oefent en toch ook samen is. Een kring waarin we ons verbinden voor dat moment. Zo ook de theemutsenkring (die ik als werktitel lang de Troostkring genoemd heb). Vierenzestig theemutsen, geleefde levens die zich tonen en met de blik naar binnen zijn gericht.  Aanwezig in zwijgen en zijn. I killled my darlings. Een experiment, waarin ik een theemuts bloot heb gelegd, mondde uit in een wekelijkse handeling. De binnenkant bleek een eigen soort schoonheid te bezitten. Zo heb ik heb ik de theemutsen voor de helft  “leeggehaald” en daarmee van een nieuwe betekenis voorzien. Dat was een grote oefening.Of  we nou willen of niet. Onze schoonheid is vergankelijk. Daar is op den duur, niets ‘maakbaars’ aan, zoals de heersende opvatting lijkt te zijn. Integendeel! Uiteindelijk worden wij allen  allemaal ontmanteld en verandert alles in het tegendeel. Kans om meer binnenkant te worden, lijkt me. Kijk naar de leeggehaalde theemutsen: ze zijn vol-ledig!’

In tegen deel, het boek Met 300 foto’s laat Overmeer het leeghalen van haar 64 geliefde theemutsen zien. Prachtige exemplaren, verschillend van vorm, materiaal en de tijd waar ze uit komen, openbaren een kwetsbare binnenkant. In het ontmantelingsproces blijken de gebruikte, deels vervuilde, deels versleten theemutsen verschillende gezichten te hebben. In de gegeven titels komt hun eigenheid naar voren: Zij strijdt, Zij schikt zich of Zij verbergt zich. Het tegendeel levert een nieuw soort schoonheid op.

In tegen deel, de expositie. Aanleiding voor het project In tegen deel is de onvermijdelijke vergankelijkheid van schoonheid. En de kans die dat geeft. Overmeer: ‘Of we nou willen of niet. Onze schoonheid is vergankelijk. Daar is op den duur, niets ‘maakbaars’ aan, zoals de heersende opvatting lijkt te zijn. Integendeel! Uiteindelijk worden wij allemaal, mannen en vrouwen, ontmanteld, alles verandert. Kans om meer binnenkant te worden, lijkt me. Dat wil ik laten zien met de leeggehaalde theemutsen.”

De expositie toont een twintigtal verrassende theemutsen die na hun transformatie een nieuw verhaal vertellen.

Vrouwen en de dagelijkse dingen vormen het motief in het werk van Marlieke Overmeer. In de ruimtelijke werken en projecten, werkt ze vanuit dagelijkse voorwerpen, zoals schuursponsjes (Respons, 2001) theepotten en gevonden boodschappenbriefjes (Boodschappen Doen, 2008). Zo ook de theemuts, die eerder een rol speelde in Verschijnsel Theemuts in 2004. Dat project dat ging over de combinatie moederschap en kunstenaarschap.  Het kunstproject In tegen deel, gaat over vergankelijkheid.

Marlieke Overmeer: ‘Vanuit het idee dat niets blijvend is en alles verandert in haar tegendeel, heb ik de afgelopen 2 jaar 64 oude – deels vervuilde, deels versleten – theemutsen ontmanteld. Zo hebben ze een nieuw leven gekregen.  In mijn kunstprojecten geef ik vorm aan mijn eigen onderzoek. Daarbij lijkt het wel alsof de projecten mij vóórgaan.

Zoals bij het project Boodschappen Doen (2008), dat ging over het spanningsveld tussen denken en handelen, waarbij vele denken, verlangen  en moeten (boodschappenlijstjes) ons afhouden van de ‘gewone dingen’. Van dat wat zich in het dagelijkse leven aan ons voordoet, van wat ons eigenlijk te dóen staat. Gelaten Gelijnd, waarbij ik mij de opdracht heb gegeven een kleine 4 jaar lang elke ochtend na het wakker worden een zelfportret uit één lijn te maken, zonder oordeel en censuur dóen.

Bij dit project In tegen deel,  gaat het ook om mijn eigen worsteling los te laten, te onthechten. Te aanvaarden dat alles ooit voorbij gaat. In dit project vallen vorm en proces samen. De handeling, in het ontmantelen van de theemutsen zelf heb ik mij de opdracht gegeven;  controle loslaten, het proces zich laten ontvouwen, iedere muts voor ‘ het eerst’ aanpakken, met aandacht dus. Voorbij ‘het kunstje’. De theemuts is een beeld van compassie, warmte gevend, zonder oordeel liefdevol aanwezig zijn en vanzelf doen waar ze voor bedoeld is.’

www.marliekeovermeer.nl en informatie over de expositie: www.maasartistresidence.nl

_____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

De Gelderlander, 23 september 2014, Bianca Govers

       

 

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________

De koningin van de keukentafel neemt afscheid . Het theemutsenproject van kunstenares Marlieke Overmeer

Auteur: Lennart Willems Lennart

Willems is dit kalenderjaar afgestudeerd als kunsthistoricus aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Hij werkt op de afdeling Erfgoed in Kerken en Kloosters van Museum Catharijneconvent in Utrecht en hij schrijft over wat hij tegenkomt in kunstgalerieën, op tentoonstellingen en achter de schermen bij musea.

Een tijdje geleden werd ik uitgenodigd om iets te schrijven over het werk van de kunstenares Marlieke Overmeer. En wel door de kunstenares zelf. Tijdens een kopje koffie in mijn thuisstad Nijmegen vertelde Marlieke waar ze al een aantal jaren mee bezig was geweest. Theemutsen. Ik had geen idee wat dat waren. Het bleken een soort ovenhandschoenen voor theepotten te zijn, die de thee warm moesten houden. Marlieke was jaren geleden begonnen met het verzamelen van theemutsen, die in het kunstproject Verschijnsel Theemuts in verband werden gebracht met moederschap en kunstenaarschap, en met ieders binnen en buitenwereld. Marlieke bewerkte van 2000 tot 2004 theemutsen, die ze mooi en spannend maakte als een aantrekkelijke vrouw, maar het omvormen van het gebruiksvoorwerp theemuts naar een trots pronkstuk bleek ‘the road to nowhere’. De ontwikkeling van de theemuts stopte. Het lelijke, of toch ten minste wat saaie eendje, was een mooie zwaan geworden. Daar hoefde niets meer aan gedaan te worden.

Maar de tijd stond niet stil. De theemuts leefde niet lang en gelukkig, zoals Sjak Habets schreef, maar verouderde, sleet langzaam haar sierlaag weg, raakte beschadigd of bevlekt, en werd langzaamaan oud, zoals ook een mens oud wordt. Ondertussen, inmiddels ruim tien jaar later, kwam Marlieke op het punt waarop ze zich afvroeg wat ze nu eigenlijk moest doen met de verzamelde en versierde theemutsen. Ze vroeg advies, kreeg de tip de hele handel maar in de Waal te gooien, overwoog dit, want dit zou een symbolisch afscheid van haar geliefde theemutsenproject kunnen voorstellen (theemutsen die langzaam maar zeker uit het zicht wegdrijven), maar ze besloot uiteindelijk toch anders. Inmiddels doorzag ze de weg die haar theemutsen moesten gaan. Na de glorieuze opkomst, kwam nu de onvermijdelijke ondergang. Wat mooi is, moet lelijk worden. Want alles verandert constant, niets blijft voor altijd, niets is perfect, niets is volmaakt.

De theemutsen werden door haarzelf ontmanteld. De opgebouwde verzameling werd afgebroken, iedere theemuts werd uit elkaar gehaald. De theemuts werd weer haar tegendeel. Van lelijk eendje, naar mooie zwaan, en weer terug naar lelijk, oud en afgeleefd. En ineens bleek, net als bij mensen, dat schoonheid niet gebonden is aan de buitenkant. Het innerlijk, de essentie, de persoonlijkheid blijft stralen, alleen nu op een andere manier. Rustiger, wijzer en waardiger. De meest geslaagde opengesneden of anderszins uiteen gehaalde theemutsen  waren te zien op Marliekes solotentoonstelling in Nijmegen. Een boek verscheen, dat nu getuigt van deze laatste omhelzing van Marlieke met de theemuts. Soms komen twee lijnen in iemands leven toevallig bij elkaar. Ik zou een stuk gaan schrijven over Marliekes werk, en terwijl dit plan in mijn achterhoofd sudderde, begon iemand op mijn werk over, jawel, een theemuts.

Een museumstuk?

De theemuts is een voorwerp dat met één been in het verleden, het ander in het heden staat. Toekomst lijkt de theemuts niet te hebben. Tegenwoordig komt kokend water uit speciale kranen, of uit snelkokers. Een kopje thee heb je zo. De zakjes thee koopt men in grootverpakking vol voordeel, in duizenden smaakjes. Grote gezinnen zijn er nauwelijks meer. In gezelschappen kiest de meerderheid voor koffie of fris. Tijd voor thee bij het ontbijt neemt niemand meer. Een warme drank in de rust van een voetbalwedstrijd is nu een absurd idee. Dus waarom moeite doen om een ouderwetse pot thee warm te houden? En mocht je dit per sé willen, dan zijn er overal efficiënte thermoskannen te vinden. Die houden nog bij tien graden onder nul je thee warm. Ideaal langs een dichtgevroren meertje in de pauze van de ijspret. Misschien staat de theemuts wel met twee benen in het verleden. En wel hierom is de verzameling uitgevonden. Een verzameling bestaat vaak uit bijzondere voorwerpen, die niet meer nodig zijn, of die inmiddels uit hun functie zijn ontheven, maar die de moeite waard zijn om te bewaren, om een verhaal uit het verleden te vertellen, of om hun schoonheid te kunnen blijven bewonderen. In de tweede helft van de negentiende eeuw richtte men zelfs professionele instellingen op, die zich gingen bezighouden met het bewaren, beheren en tentoonstellen van verzamelingen, namelijk musea. Het museum werd steeds belangrijker, en kreeg in de loop van haar bestaan zelfs de serieuze taak aangemeten, om haar verzameling up to date te houden. Het museum moet selecteren wat de moeite van het bewaren waard is. Het museum bewaard bedreigde objecten en behoed hen voor de vergetelheid.

Ik werk in een museum, en daar kwam een theemuts ter sprake. In een kerk, die bezocht werd om haar kunstbezit te inventariseren, was een theemuts aangetroffen, die gemaakt bleek te zijn van een door brand beschadigde kazuifel. Een kazuifel is het gewaad van een bisschop, een gewijd kledingstuk, waarvan de stof in dit geval zomaar gerecycled was om de thee in of rond de kerk warm te houden. Ons museum verzamelt kazuifels, vanwege het artistiek hoogstaande borduurwerk of vanwege de kerkhistorische waarde. Maar moeten ook theemutsen, al dan niet gemaakt van kerkelijke stoffen, door ons museum bewaard worden? Een veelvoorkomend probleem in het land der musea. Wat moet bewaard worden en wat kan weg? Alle bedreigde voorwerpen zijn weerspiegelingen van ons gedeelde verleden. De door de eeuwen heen door grote groepen Nederlanders gebruikte voorwerpen zijn soms minder zichtbaar dan de kunstwerken van hoge artistieke kwaliteit, maar zijn een wezenlijk onderdeel van onze cultuur geweest. Juist het alledaagse was overal aanwezig in het verleden. De gewoonste voorwerpen hebben geholpen om het heden te vormen.

Maar betekent dit dat elk cultuurobject moet worden doorgegeven aan komende generaties, of kunnen we sommige zaken met een gerust hart vergeten? Of verliezen we dan onbewust belangrijke informatie uit het verleden? Is theedrinken, en alles wat daarbij komt kijken, een onbeduidend detail in het licht der eeuwigheid? Of laat onze cultuur zich juist tijdens het theeritueel kennen? Een antwoord op dergelijke vragen bestaat niet. Een conservator in een museum selecteert op basis van (kunst)historische argumenten, maar ook naar eigen mening. Hij bepaalt met collega’s wat belangrijk is en wat niet. Hij maakt de geschiedenis, die de komende generaties gaan zien. Een zware en verantwoordelijke taak.

 Art doesn’t last.

De kunstenaar  kan gelukkig wat experimenteler te werk gaan, en meer op gevoel. Een kunstenaar kan accepteren dat aan alles een einde komt, dat alles wat ontstaat ooit weer verdwijnt. Marlieke Overmeer zag de theemutsen, die ze ontmantelde, als een metafoor voor de ondergaande zon, als iets dat voorbij aan het gaan is. Als afscheid nemen. De theemuts gaat voorbij. Zoals alles voorbij gaat. We kunnen denken aan wat één van de beste kunstenaressen van de twintigste eeuw, Eva Hesse (1936-1970), ooit zei over het vergaan van haar kunstwerken, terwijl ze zelf dodelijk ziek was:  “life doesn’t last, art doesn’t last, it doesn’t matter.”

 Het theemutsenproject van Marlieke is voorbij. De tentoonstelling is afgelopen, de bezoekers zijn vertrokken, de boeken zijn verkocht. En nu, beste lezer: Moet een museum de overgebleven kunstwerken kopen, om dit project door te geven? Of is de theemuts nu voorgoed verleden tijd?

____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

De Gelderlander 11 oktober, 2014
____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Door Sjak Habets, 2013

Nog nauwelijks ontgroeid aan het stadium, waarin simpelweg een oude sok of afgedragen muts over de theepot getrokken werd, had de primitieve theemuts maar af te wachten. Louter functioneel en onopgesmukt werd zij na gebruik ver uit het zicht weggesloten in een rommelige keukenkast. Daar moest ze zich in geduld oefenen tot iemand haar weer eens te voorschijn wilde halen. Het imago van berustend en lijdzaam afwachten maakte haar tot een suf voorwerp. Haar lijdzaamheid werd op den duur opzichtig en begon te storen. Zij kwam over als een slachtoffer van onze willekeur. ‘Ja‘ leek ze te zeggen,’ hier sta ik dan onbekend en onbemind’.Daarmee hield ze ons een spiegel voor, immers ook voor ons gold: wie kende ons? Wie beminde ons? Zo’n spiegel, daar hadden wij uiteraard geen behoefte aan. Want wie wil nou weten hoe onbeduidend hij is? Dus verstopten we de spiegel. We modelleerden de theemuts opnieuw. Met contouren als van een vrouw of juist strak omlijnd naar gelang de heersende mode. Daarna gaven we haar een aantrekkelijk jasje om aan te trekken. En ziedaar: die suffe lankmoedige muts was begeerlijk mooi geworden. Ja, daar wilden we wél naar kijken. Klassiek, met een hofdame op de hoes geborduurd, of passend bij het servies uit de vijftiger jaren, plaatsten we haar in het middelpunt van de rijk gedekte dis en lieten haar pronken zonder terughoudendheid, trots en hovaardig, alsof dat nooit meer veranderen zou. Dat lijkt een mooie geschiedenis, een assepoesterverhaal waarin de theemuts, ongezien en onbemind uitgroeit tot koningin van de keukentafel. Een geschiedenis die als elk sprookje zou moeten eindigen met een lang en gelukkig leven. Voor de individuele muts is er echter de harde werkelijkheid. Ook de koningin van de keukentafel gaat slijtageplekken vertonen, raakt bevlekt en haar strakke moderne jasje lubbert onherroepelijk uit als verouderende huid. Plotseling ziet men weer haar suffe verschijning omdat de verhullende beschermlaag er van afgesleten is. Dan is er weer dat zorgelijke, als van een oude moeder, dan is het alsof wij in haar teloorgang de onze zien. Dof en zonder glans. Een sluipend bijna onmerkbaar verdwijnen wordt ingezet . De eens zo trotse vrouwe wordt – eerst voorzichtig nog – naar de zijkant geschoven, dan uit het zicht gehaald, om ten slotte zonder pardon vervangen te worden door een modieuzer exemplaar. Ondergang kent geen mededogen. Hier, op dit punt zou men de geschiedenis van haar verdwijning eenvoudig af kunnen schrijven: van de keukentafel, naar de kelder en van de kelder naar de vuilnisbak. Klaar. Maar er gebeurde iets onverwachts: de afgedankte theemuts riep ontroering op. Ondergang kent geen mededogen, maar in haar verval zit schoonheid verborgen. Zo wordt voor een laatste keer de tijd getrotseerd naar het onafwendbaar einde. Het verhaal was nog niet af. In tegendeel. Er werd ingegrepen. Niet behoudzuchtig om zich vast te klampen aan wat verloren dreigt te gaan maar rigoureus, snijdend, knippend, openbrekend, weggooiend. De theemuts, die lijdzaam afwachtende, die dienende, goedmoedige muts kreeg een grondige opknapbeurt, een make-over tot in de kern en vond daarmee haar oude rol van spiegel terug. Maar nu is ze niet meer zwijgzaam, ze koketteert niet langer maar geeft zichzelf bloot en schreeuwt het – al is het geluidloos – van de daken. Ze voelt zich zichtbaar thuis in deze nieuwe rol en speelt hem met verve. Voor de argeloze beschouwer is zij op het eerste gezicht nog aanwezig als de keurige, de behoudend wat suffige muts maar dan toont zij die andere kant van zichzelf. En zoals altijd met onverwachte confrontaties: de boodschap komt dieper binnen. Opnieuw vervult zij zo een glansrol. Trots maar niet hovaardig, zelfbewust maar niet vanuit de hoogte, serieus maar met een knipoog voegt zij een hoofdstuk toe aan een toch al vruchtbaar leven.